Beroepscode Tolken Gebarentaal

Download de beroepscode hier

1.0 Inleiding
Deze beroepscode geldt voor tolken Gebarentaal bij het tolken van gesproken Nederlands naar: · Nederlandse Gebarentaal (NGT), · Nederlands met Gebaren (NmG), · afgeleide vormen hiervan, en vice versa. Tolken Gebarentaal tolken voor mensen met auditieve beperkingen en horende mensen, hierna samen te noemen: klanten. De werkzaamheden van de tolk Gebarentaal zijn uitgewerkt in het Beroepsprofiel van de Nederlandse Beroepsvereniging Tolken Gebarentaal (NBTG).
2.0 Het aannemen van een tolkopdracht
Een tolk moet, voordat zij* een opdracht aanneemt, nagaan of zij zich, binnen deze opdracht, aan de Beroepscode kan houden en of zij de opdracht aankan. Hierbij stelt zij zich ten aanzien van de opdracht de volgende vragen: · Ben ik voor deze opdracht deskundig genoeg? · Beschik ik over voldoende vaardigheden? · Kan ik met mijn maatschappelijke en ethische opvattingen deze opdracht goed uitvoeren? Als de tolk een van deze drie vragen ontkennend moet beantwoorden, dient zij de opdracht terug te geven.
3.0 Relaties met klanten
3.1 De tolk informeert naar de kennis bij de klanten over de Beroepscode van tolken Gebarentaal en de gedragsregels waaraan de tolk zich moet houden. Als zij van mening is dat deze kennis onvoldoende is, verstrekt de tolk terplekke de benodigde informatie.
3.2 De tolk respecteert de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid van iedere klant en toont dat in haar houding en gedrag naar de klanten. Wanneer de tolk voor minderjarige personen werkt, ligt de directe verantwoordelijkheid voor de klanten bij de ouder(s) of verzorger(s).
3.3 De tolk maakt, in houding en aandacht, geen verschil tussen dove en horende klanten.
3.4 De tolk houdt zich aan de functies die in het Beroepsprofiel beschreven zijn.
4.0 De tolksituatie
4.1 De tolk vertaalt de boodschap volledig en naar waarheid, zowel qua inhoud als qua bedoeling van de klanten. De tolk houdt daarbij rekening met sociale en culturele verschillen.
4.2 De tolk zal tijdens de tolksituatie geen andere functie vervullen, zoals bijvoorbeeld die van adviseur of hulpverlener.
4.3 De tolk is verantwoordelijk voor de communicatie en niet aansprakelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit de tolksituatie. De tolk moet, als zij vindt dat zij taalkundig of tolktechnisch niet of onvoldoende bekwaam is, dat onmiddellijk aan de klanten vertellen en met hen overleggen over mogelijke oplossingen. Wanneer tijdens de tolksituatie blijkt dat de tolk en klanten verschillende maatschappelijke en/of ethische opvattingen hebben, dan zal de tolk deze niet van invloed laten zijn op de tolksituatie. In beide gevallen zal de tolk - indien nodig - uit de tolksituatie terugtreden.
4.4 De tolk stelt zich qua houding, gedrag en uiterlijk zodanig op dat de aandacht voor het tolken zelf niet gestoord wordt.
5.0 Zwijgplicht
5.1 Al vanaf het eerste contact wordt de informatie over de tolkopdracht door de tolk als vertrouwelijk beschouwd. Bij het aannemen van de tolkopdracht gaat de tolk een vertrouwensrelatie met de betrokken personen of groepen aan, wat betekent dat zij zwijgplicht heeft. De tolk bewaart strikte geheimhouding over wat zij tijdens een tolksituatie hoort of ziet.
5.2 De tolk gebruikt de kennis en informatie, die zij door het tolken gekregen heeft, niet in haar eigen voordeel en werkt er niet aan mee dat anderen van die kennis gebruik of misbruik kunnen maken of zich daardoor kunnen bevoordelen.
5.3 Wanneer de tolk tijdens de beroepsuitoefening informatie krijgt waaruit blijkt dat het mentaal of fysiek welzijn van derden in gevaar kan komen of dat zelfs hun leven in gevaar kan zijn, kan zij dit aan de daartoe aangewezen instanties melden.
6.0 Collegiale contacten
6.1 De tolk helpt zonodig haar collega-tolken met haar eigen deskundigheid en ervaring.
6.2 De tolk uit geen kritiek op collega-tolken en klanten tijdens een tolksituatie. In een kring van collega's, tijdens bijvoorbeeld intervisie, mag men wel onderling feedback geven; dit is zelfs gewenst.
6.3 Tijdens collegiale contacten dient de tolk de zwijgplicht in acht te nemen.
6.4 Wanneer een tolk meent, dat een collega zich niet overeenkomstig deze Beroepscode gedraagt, kan zij haar daarop wijzen; bij verschil van mening kan zij zich tot de geëigende instanties wenden.


* waar ‘zij’ staat, kan ook ‘hij’ gelezen worden en waar ‘haar’ staat ook ‘zijn’

NBTG, november 2001